Bula ku ala di manteka – 15 jaar Funderend Onderwijs (deel 4)

Verschenen in het Antilliaans Dagblad, mei 2017
Door Bernadette Heiligers

Het Funderend Onderwijs (FO) viert dit jaar zijn derde lustrum. Verschillende FO-idealen vormden ook de basis voor het Voorbereidend Secundair Beroepsonderwijs (VSBO). Aangezien 90% van alle Curaçaose leerlingen na het FO naar het VSBO gaan, komt deze vorm van onderwijs ook aan bod in deze laatste aflevering over 15 jaar FO.

Het VSBO is een vorm van voortgezet onderwijs en in principe hetzelfde als het Nederlandse VMBO. Beiden ontstonden uit een fusie van het vroegere MAVO en BVO. Voluit heetten die het Middelbaar Algemeen Voortgezet Onderwijs en het Beroepsvoorbereidend Onderwijs. Op Curaçao was het BVO op zijn beurt een samenvoeging van de Lagere Technische School, de Huishoudschool, en het administratief gerichte ETAO.

Ook werd er – net als in Nederland – een tweejarige basisvorming gecreëerd, o.a. om de aansluiting op het vervolgonderwijs in Nederland zeker te stellen. De bedoeling was dat alle leerlingen van alle vormen van het voortgezet onderwijs dezelfde basis zouden krijgen voor de rest van hun schoolopleiding. De basisvorming sloot ook aan op het FO-ideaal om de ongelijkheid onder Curaçaose jongeren te doorbreken. En tegen de tijd dat het Funderend Onderwijs de derde cyclus had bereikt, zou de tweejarige basisvorming niet meer gelden als een gezamenlijk begin van het voortgezet onderwijs, maar als afronding van het Funderend Onderwijs. Dat was de bedoeling.

Scheiding

Het liep echter helemaal anders. Zoals in deel 1 van dit verslag al is gezegd, zagen docenten het niet zitten om leerlingen nog twee jaar kunstmatig bij elkaar te houden ondanks hun verschillen in kennis, tempo, en vaardigheden.

Er kwam wel een basisvorming, maar die werd nooit aan het Funderend Onderwijs gekoppeld. Bovendien is de basisvorming door de druk uit het onderwijsveld niet zo gezamenlijk geworden als bedoeld. In de praktijk is er één voor havo/vwo en één voor het VSBO.

In de basisvorming VSBO krijgen alle leerlingen voornamelijk een algemene en theoretische vorming. De scherpe scheiding tussen beroeps- en algemene vorming behoort daarmee tot het verleden. De bedoeling was dat deze mix het aantal drop-outs flink zou verlagen en de toegang tot de arbeidsmarkt gemakkelijker zou maken. Dat gebeurde bepaald niet.

Averechts

Ondanks de goede bedoelingen werkt de voorgeschreven gelijkheid in de basisvorming van het VSBO ook averechts. Leerlingen die een meer praktische scholing nodig hebben, moeten eerst nog twee jaren volgen met vooral algemeen en theoretisch onderwijs. Reguliere docenten zijn daar niet altijd blij mee. Sommigen weten zich geen raad met deze “technische school leerlingen” waar relatief veel jongeren tussen zitten met leerproblemen en sociale achterstanden. Sommige jongeren raken door het theoretische onderwijs ontmoedigd en voelen zich meer buitengesloten dan ooit. Precies wat de basisvorming had moeten voorkomen. Eenmaal gedemotiveerd, worden ze onhandelbaar of intimideren zelfs diegenen die de lessen wel willen volgen. Vaak zijn dat de leerlingen die in het vroegere onderwijssysteem naar het MAVO zouden zijn gegaan. Uit angst voor de onruststokers presteren deze leerlingen in het VSBO soms opzettelijk slecht.

Voorzieningen

Net als in het FO (zie eerdere delen van dit verslag) blijkt het ideaal van ‘ieder kind staat centraal’ ook in het VSBO niet realiseerbaar. Er is niets mis met het ideaal op zich. Het probleem is dat de voorzieningen ervoor ontbreken, zoals methoden voor het werken in niveaugroepen.

Ook in meer tastbare zin kampt het VSBO met gebrekkige voorzieningen. Zo is er geen infrastructuur voor volledige VSBO-scholen. Daarom zijn de leerjaren verspreid over verschillende gebouwen. Het eerste en tweede jaar, oftewel de basisvorming, vindt plaats in vroegere Mavoscholen. Daar geven ze naast algemene en theoretische vakken ook enkele praktijkvakken zoals techniek en verzorging. Maar niet al die gebouwen hebben praktijklokalen en materialen om het beroepsonderwijs verder inhoud te geven. De twee laatste jaren van het VSBO vinden dan ook plaats in vroegere beroepsscholen waar de technische voorzieningen beter zijn.

Spagaat

Zelfs in de uitgangspunten van het VSBO is een spagaat tussen theoretische – en beroepsvakken te zien. Aan de ene kant wordt gepleit voor beter technisch onderwijs, en aan de andere kant naar zoveel mogelijk integratie van het beroepsonderwijs en het algemeen vormend onderwijs.

Per saldo is het beroepsonderwijs sinds de invoering van het VSBO verslapt, en wordt de theoretische leerweg van dit schooltype minder hoog aangeslagen dan het vroegere MAVO. Van een betere toegang tot de arbeidsmarkt is geen sprake.

Conclusie

Het Funderend Onderwijs is het resultaat van een ideologische oorlog die over de ruggen van de kinderen werd uitgevochten. Het moest en zou het bestaande onderwijs met wortel en tak slopen om een nieuwe vorm van scholing in te voeren. Die kans kwam in 2002. Niet omdat het nieuwe onderwijssysteem behoorlijk onderbouwd was, maar omdat de timing daar politiek geschikt voor was. Alles wordt anders, zeiden de FO-architecten en politici, terwijl een verrassend aantal van hen hun eigen kinderen stilletjes op de behoudende scholen plaatsten waar ze publiekelijk tegen ageerden.

Zoals deel 1 van dit verslag vermeldt, is het een mythe dat het onderwijs vóór het FO veel betere resultaten gaf. Het FO heeft wel degelijk lofwaardige idealen, zoals het principe dat kinderen niet blijvend worden afgerekend op wat ze niet kunnen. Maar de grootscheepse wijze waarop het FO in 2002 werd doorgedrukt, was een roekeloze daad die meer op gebakken lucht berustte dan op een gedegen fundament.