Bij 43 jaar Statuut, 1997
Door Bernadette Heiligers
Statuutdag. Op de Nederlandse Antillen wordt de vlag uitgehangen. Het is de dag om te herdenken dat we sinds 15 december 1954 niet meer een kolonie van Nederland zijn, maar een zelfstandig deel van het Koninkrijk. Hier en daar verschijnt een artikel over de verhoudingen in het Koninkrijk. Vooral Curaçao maakt zich druk om alles wat Nederland denkt, zegt of doet.
Omgekeerd is dat anders. In de plechtige troonrede komen de Nederlandse Antillen ieder jaar slechts summier aan de orde. Het Nederlandse onderwijs schenkt nauwelijks aandacht aan de overzeese rijksdelen. Door een Nederlandse bril gezien, stellen de Nederlandse Antillen niet veel meer voor dan een appendix. Een ontstoken appendix.
Twijfelachtig
Over bestuurlijke zweren en ontstekingen op de eilanden mag en moet bericht worden. Ook in Nederlandse media. Wat wringt, is het vaste patroon in de berichtgeving waarin woorden als ‘criminele Antillianen’ en ‘corrupte Antilliaanse eilanden’ kunstig aan elkaar geklonken zijn. Wat schrijnt, is dat dit juist vaker en openlijker voorkomt sinds Curaçao in 1994 massaal stemde op een politiek leider (Miguel Pourier) die al vóór de verkiezingen aangaf dat hij zware maatregelen zou nemen om de financiën op orde te brengen en corruptie te bestrijden. Aan beide zijden van de oceaan erkent men dat de Antillen sindsdien harder dan ooit wordt aangepakt. Ook nadat het kabinet Pourier binnen twee jaar over de brug kwam met een wet openbaarheid van bestuur, een wet Identificatieplicht Financiële Dienstverlening (LIF) en de Landsverordening Ongebruikelijke transacties (MOT). En ook nadat het over de brug kwam met integriteitsonderzoeken bij de politie, douane en enkele overheidsbedrijven, die geleid hebben tot strafrechtelijke onderzoeken en de veroordeling van diverse personen, waaronder voormalige bestuurders.
Het lijkt alsof Den Haag weinig zin heeft in integere overzeese rijksdelen. Dat zou het zelfbeeld aan het wankelen brengen van het Nette Nederland versus de Corrupte Cariben. Een zelfbeeld dat ook gunstig is om beslissingen te rechtvaardigen die niet altijd door de beugel kunnen (zie beneden). Zo wordt de gelijkwaardigheid tussen de rijksdelen subtiel omgezet in tolerantie, met Nederland als engel in een duister koninkrijk.
Wie deze gedachte overtrokken vindt, mag iets verder terug in de tijd kijken. Meer dan 40 jaar geleden noteerde schrijver en dichter Colá Debrot in zijn dagboekbladen uit Genève (ingang 6 juni 1956): ‘De Europeanen willen gaarne de vertegenwoordigers van gewezen koloniale gebieden in een twijfelachtig daglicht stellen. De verhalen over corruptie worden op bestelling afgeleverd.’
Verlanglijstjes
De eilanden hebben dit weinig flatteuze beeld zelf ook gevoed door een vaak opportunistische levenshouding: het rekenen op weldaad, zelfs het eisen van weldaad, in plaats van het dragen van de eigen verantwoordelijkheid. De consequenties legden we bij Nederland op de mat en eisten inspraak in de manier waarop zij het moeten oplossen.
Het idealisme dat hier heerste bij het verkrijgen van de autonomie, zwichtte na de jaren zestig voor gemakkelijk geld uit Nederland. Die kwam sinds eind zestiger jaren in de vorm van ontwikkelingshulp. Voor Nederland was die hulp ook een manier om na de sociale onlusten op Curaçao (30 mei 1969) een permanente vinger aan de pols te houden. En Curaçao liet het zich aanleunen. Zelfs in de vroege jaren tachtig, toen offshore-inkomsten onuitputtelijk leken, creëerden onze bestuurders geen reservefondsen voor ontwikkeling. Besturen werd vooral het opstellen van verlanglijstjes en verbolgen reageren als die niet werden ingewilligd. Dankzij die verlanglijstjes herwon Nederland de greep die ze vóór het Statuut op de eilanden had en behield ze enige invloed in het achtertuintje van de Verenigde Staten.
Gelijkwaardigheid
‘Wederkerige bijstand’ wordt in de preambule van het Statuut gekoppeld aan het principe van gelijkwaardigheid tussen de koninkrijkspartners. Op 15 oktober j.l. blijkt uit een artikel in Trouw van journalist Herman Wigbold hoe zwaar die gelijkwaardigheid op de maag kan liggen. Hij schrijft: ‘Van de premier van Aruba is bekend dat hij in het krijt is getreden voor een in Amerika gearresteerde drugshandelaar. Toch zat de premier van dit mini bananenrepubliekje op grond van het Statuut als gelijke aan tafel met Kok.’
Wigbold refereert hier naar een verzoek van premier Henny Eman aan Amerikaanse autoriteiten om gratie te verlenen aan een doodzieke Arubaanse drugshandelaar. Eman deed dat buiten de officiële koninkrijkskanalen om. Zijn verzoek werd door de V.S. om humanitaire redenen gehonoreerd en de Arubaan overleed aan kanker kort na terugkeer op Aruba. Het artikel van Wigbold vermeldt niet dat de Nederlandse regering én het Koninklijk Huis intussen in het krijt waren getreden voor een ter dood veroordeelde Nederlander die in Singapore was gearresteerd wegens heroïnesmokkel. Het Haagse verzoek om clementie heeft geen resultaat opgeleverd.
Patroon
Ook in brede zin vindt de verslaggeving over de Antillen plaats volgens een one-size-fits-all patroon van corruptie, drugshandel, witwassen, belastingontduiking, vriendjespolitiek, enz. Mede in dat verband wilde Nederland in 1993, bij monde van de toenmalige minister van Antilliaanse zaken Mr. Ernst Hirsh Ballin, een wijziging aanbrengen in artikel 43 van het Statuut om de kwaliteit van het bestuur gemakkelijker vanuit Den Haag te kunnen regelen. Dit voorstel berustte o.a. op de ‘ongebreidelde corruptie en grensoverschrijdende criminaliteit in de Nederlandse Antillen’.
Uitgerekend datzelfde jaar (1993) leverde Nederland een eigen rijke oogst aan eigen financiële schandalen en witwaspraktijken. Aan die zijde van de oceaan gelden voor dezelfde praktijken andere termen, zoals ‘fouten’ of ‘ontoelaatbare privé-verrijking’. De NRC schreef over de Amsterdamse beurs: ‘Het jaar 1993 was voor de beurs van Amsterdam het jaar van de schandalen’. De Volkskrant sprak van een al jaren bekend fenomeen en noemde het opmerkelijk dat het gaat om de ‘crème de la crème’ van de Nederlandse financiële wereld. Het Openbare Ministerie raakte in datzelfde jaar in opspraak. Volkskrant redacteur Mr. Victor Lebesque schreef in het tijdschrift voor strafrecht van november 1993 dat het publiek ‘flabbergasted’ is dat leden van het OM, en soms ook rechters, zulke grote fouten maken met zulke fatale gevolgen. Meer recent heeft de bank Bangert Pointier, beschuldigd van witwaspraktijken, vervolging door het Nederlandse OM voor 1 miljoen gulden afgekocht. De verdachten in het befaamde Delta-onderzoek (IRT) zijn nu met het OM in onderhandeling over afkoop van vervolging.
Twee maten
Al tientallen jaren vestigen rijke Nederlanders zich in België om aan de hogere belastingtarieven in eigen land te ontkomen. Komen ze als penshonado’s naar de Nederlandse Antillen, dan stelt Nederland de belastingregeling in het Koninkrijk ter discussie wegens inkomstenderving. Brievenbusmaatschappijen in Luxemburg, Zwitserland of Lichtenstein bestaan sinds jaar en dag. Witwaspraktijken via deze maatschappijen worden vermeld als ‘kwalijke incidenten’. Dezelfde praktijken op de Nederlandse Antillen zijn voor prominente Nederlandse politici een reden om de eilanden af te doen als corrupte roversnesten. Er wordt niet bij vermeld dat dit witwassen, met name op Curaçao, veelal gebeurt via de hier gevestigde crème de la crème van financieel Nederland. Ook laat men in het midden dat de opdrachtgevers van witwaspraktijken niet zelden van keurige landen afkomstig zijn.
Europese druk
Deze houding jegens de eilanden heeft volgens Den Haag te maken met de aanhoudende internationale druk op Nederland om witwassen op de Antillen hard aan te pakken. Zo had de Italiaanse antimaffiarechter Otello Lupacchini in NRC gewaarschuwd dat – net als in Italië – niet alleen de economie maar ook de democratie van het Koninkrijk in de wurggreep van de georganiseerde misdaad terecht zal komen als de Caribische fiscale paradijzen niet hard worden aangepakt. Politiek Den Haag begreep het helemaal. Maar in het Juliana Airport schandaal op St. Maarten werden alleen de St. Maartense betrokkenen vervolgd en gestraft. De grote bazen in Italië werden niet verder vervolgd.
Europese druk heeft er volgens Den Haag ook toe geleid dat de eilanden – ondanks hun zakelijke belangen – in de LGO-kwestie aan het kortste eind trokken. Op grond van hun status van Landen en Gebieden Overzee (LGO) mochten de eilanden sinds 1992 landbouwproducten vrij van invoerrechten naar de Europese Unie exporteren. Na klachten van Europese boeren wilde de Europese Unie dit sterk aan banden te leggen. Nederland zwichtte voor de Europese druk. Als het om Nederlandse belangen gaat, kan Den Haag de druk goed aan. Ondanks zware Europese druk en ondanks het Verdrag van Maastricht (o.a. over veiligheidsbeleid), koos Nederland in april 1995 voor de Amerikaanse Appache helikopter in plaats van de Europese Tigre.
Toezeggingen
Voor de eilanden betekent de LGO-kwestie meer dan het wegvallen van de export van rijst en suiker naar Europa. Het betekent dat handelsafspraken in Europees verband alleen worden nagekomen als het volumen van de handel zo klein is dat het voor investeerders op de eilanden onaantrekkelijk is. De eilanden krijgen géén extra steun na het verlies van de LGO, omdat Nederland de economie van de eilanden, volgens minister Joris Voorhoeve, al ruimhartig steunt. De woorden ‘ruimhartige steun’ beginnen in Nederlandse media te stuiteren vanaf het moment dat ze uitgesproken zijn. De steun zelf moet nog enkele jaren wachten voordat die de eilanden bereikt, áls die de eilanden bereikt. Reeds in juni 1996 zegde Nederland toe om de economie van de eilanden in 1997 een extra zetje te geven door middel van fiscale regels, groenfondsen, enz. In september 1997 wordt de toezegging verder besproken. Als de Tweede Kamer met de voorstellen akkoord gaat, zullen ze in de loop van 1998 worden ingevoerd. Tenminste, als aan deze steun geen voorwaarden worden gesteld die eerst alsnog moeten worden uitgevoerd.
Ook werd ten onrechte de indruk gewekt dat het failliete Curaçao in 1997, boven op de KABNA-begroting, nog 25 miljoen gulden extra van Nederland heeft ontvangen. Dat geld komt echter in een fonds dat door de Inter-American Development Bank (IDB) wordt beheerd. Projecten worden door IDB getoetst aan de adviezen in hun rapport. Het rapport zou in januari 1997 definitief worden opgeleverd, het kwam gereed in september maar moet nog nader worden uitgewerkt.
Prioriteit
Voor Den Haag heeft de modernisering van de gevangenis op Curaçao een hogere prioriteit. Ter bescherming van de mensenrechten heeft Den Haag besloten om dit desnoods via een Algemene Maatregel van Rijksbestuur af te dwingen. De vernieuwingen worden gefinancierd uit de beschikbare begroting voor ontwikkelingssamenwerking. Het Antilliaanse kabinet heeft geen keus, hoewel dit voor Curaçao de omgekeerde wereld is. Een groeiend deel van de bevolking leeft al ver beneden het bestaansminimum. Mede daardoor belandt een deel daarvan in de criminaliteit. Het Antilliaanse kabinet vindt het ongepast om in de gevangenis te investeren in plaats van in de verlichting van de sociale misère.
Martelaar
Bovenstaande opsomming slaat op harde feiten die in 43 jaar Statuut overeind bleven nadat de principes of illusies in de grondslag van dat document verloren raakten. Verheffend zijn die feiten niet. Opvallend is wel hoe verschillend de eilanden ermee omgaan. Vooral op Curaçao heerst de tendens om zich de rol van martelaar aan te meten, de eigen verantwoordelijkheid te ontlopen en de schuld van alle problemen op Nederland af te schuiven. Terwijl Aruba zich voor wondereiland uitgeeft en investeerders over elkaar struikelen om de gouden kans niet te missen, houden diverse groepen op Curaçao het Statuut, regels en afspraken tegen het zonlicht om te zien waar Nederland zijn boekje te buiten gaat, hoe Nederland zijn boekje te buiten gaat, of hier sprake is van neokolonialisme of ‘slechts’ grove belediging, en welk leed ons daardoor is aangedaan.
Doorbraak
In theorie kan de cirkel van afhankelijkheid en bemoeizucht doorbroken worden als de Koninkrijkspartners in de geest van het Statuut een gemeenschappelijk perspectief nastreven. Het is nooit de bedoeling geweest dat ‘wederkerige bijstand op voet van gelijkwaardigheid’ op deze manier uit de hand zou lopen. De recente geschiedenis heeft aangetoond dat Den Haag één taal goed verstaat: de taal van harde zakelijkheid. Nadat Indonesië in 1992 de ontwikkelingsrelatie met Nederland verbrak uit afkeer tegen de moraliserende bemoeizucht van Den Haag, verbeterden de relaties tussen de twee landen en floreerde de onderlinge handel. De Nederlandse Antillen hebben op dat punt nog een lange weg te gaan. Maar vóór de jaren 60, zelfs vóór de bloei van de offshore, speelde ontwikkelingshulp geen grote rol op de eilanden. Het is goed dit voor ogen te houden en – tegelijk met het streven naar meer gelijkwaardigheid – ook de eigen verantwoordelijkheid in acht te nemen op ieder denkbaar gebied.