Vanuit de UNA gezien

Curaçao: Universiteit van de Nederlandse Antillen, 2005.
Uitgegeven in januari 2005 t.g.v. het 25-jarig bestaan van de Universiteit van de Nederlandse Antillen. Kijk op de samenleving door mensen die bij UNA betrokken zijn geweest.

 

Fragmenten

Uit interview met oud-student Maharo Isenia

“Wij zijn geen derdewereldland. In vergelijking met landen als Venezuela, República Dominicana of Haïti, leven wij in een paradijs. We discussiëren over een verhoging van het ouderdomspensioen, terwijl veel landen in deze regio geen ouderdomspensioen kennen. Het is goed om kritisch te zijn, maar we moeten wel realistisch blijven. Wij zijn een ontwikkelingsland met alle mogelijkheden om een eerste wereldland te worden. Maar dat vereist wel enige veranderingen, ook in mentaliteit. We moeten niet afwachten totdat anderen ons een visje voeren, maar zelf die hengel pakken om te vissen. We moeten ons beter informeren en niet doen alsof Curaçao alleen op de wereld bestaat. […] Het is trouwens raar dat de overheid geld bespaart op een organisatie als Famia Planeá. In plaats van daarop te besparen moet je geld investeren in grote informatiecampagnes tegen tienerzwangerschappen. Want hoe worden wij een eerste wereldland? In ieder geval niet door massaal tienermoeders en tienervaders te worden, denk ik.”

Uit interview met oud-student Marjolaine Jardinier

Volgens Marjolaine Jardinier zijn anti-Nederlandse sentimenten onder Curaçaose jongeren niet overheersend. Ze denkt dat de politiek graag de indruk wekt dat dit wel zo is, omdat je de fouten van de politici minder goed ziet als je een gezamenlijke vijand hebt. Zelf ziet Marjolaine niet goed in waarom wij ons als samenleving nog steeds tegen Nederland zouden moeten afzetten. “In het verleden heeft Nederland hier alles kunnen doen en laten, zonder rekening te houden met onze mensen of onze cultuur. Maar geleidelijk aan hebben we zelf steeds meer bevoegdheden gekregen. Als je nu om je heen kijkt, bijvoorbeeld in het onderwijs, de gezondheidszorg, bij de overheid en dergelijke, zie je overal lokale mensen in leidinggevende posities. Ik kan me voorstellen dat sommige mensen zich de dominantie van Nederland goed kunnen herinneren en daar nog boos over zijn. Maar ondertussen moeten we volwassen genoeg zijn om beslissingen te nemen die goed zijn voor ons land. Je schiet er niets mee op als je lukraak beslissingen neemt, alleen maar om je tegen Nederland af te zetten, want dan gaan we alleen maar verder achteruit.”

Uit interview met oud Rector Magnificus Alejandro (Jandie) Paula

“Er zijn wel enkele factoren die van invloed zijn op de mentaliteitsverandering. Een daarvan is de verminderde invloed van de kerk. De kerk legde normen en waarden op en maakte onderscheid tussen goed en kwaad. Je kreeg die waarden overal mee: thuis, op school, in de jeugdbeweging. Mensen beschouwden ze als waardevolle zaken en namen ze oprecht over. […] De verminderde invloed van de kerk bracht een verschuiving met zich mee van wat mensen goed of slecht vinden. “Wat ik doe, moet ik voor mezelf kunnen verantwoorden, vindt men nu. En juist daar gaat het soms fout, want je toetst je daden niet meer aan je waarden, maar aan je persoonlijke omstandigheden. Stelen was toen verwerpelijk. Nu ligt het er maar aan wie wat steelt en waarom. Dit is de nieuwe vrijheid die we ons aanmatigen. Mensen geloven nog altijd in: Gij zult niet stelen. Maar … je ziet toch in welke situatie ik leef? Dus is het voor mij te verantwoorden dat mijn eigen zoon ’s avonds ik weet niet wat gaat doen, omdat het ook mij ten goede komt.

Als mensen zich geen deel voelen van een gemeenschap, interesseert het hen niets als ze die door hun gedrag naar de knoppen helpen. Het is een soort fatalisme: ik ben er niet, maar ik kom er toch nooit, het is dus niet voor mij weggelegd.’ […] Jandie Paula wijst erop dat een grote groep mensen het feit dat ze zwart zijn nooit heeft aanvaard. Dit is een van de zaken die men niet bespreekbaar durft te stellen, terwijl dit de oorzaak is van veel problemen. Mensen denken niet alleen dat ze geen kans hebben vanwege hun kleur, vaak accepteren zij zichzelf niet omdat zij niet donker willen zijn. Dat komt omdat de zwarte overal ter wereld wordt geconfronteerd met zwarte mensen aan de onderkant van de samenleving. […] Jandie Paula ziet de paradox dat je in bepaalde politieke kringen wel zwart moet zijn, wil je serieus worden genomen. ‘Zwart zijn zit heel diep in de taboesfeer. Deze mensen hebben heel wat abusu doorstaan. De zwarte man mocht tot daar komen en niet verder. Het heeft ook tot gevolg dat we komen te leven in een gemeenschap waar je maar beter kunt schuilen als je gestudeerd hebt. Vertel het niet, want je bent dan een vijand van het volk. Vandaar dat ik nogmaals zeg: eigenlijk zouden wij al deze zaken die we niet durven formuleren, moeten uitspreken, want anders blijven ze kleven.’