Door Bernadette Heiligers
Het is opvallend hoe weinig reacties er waren op het voorstel van minister Rutsel Martha van Justitie om op Curaçao een contingent Antilliaanse beroepsmilitairen binnen de Koninklijke Marine te vormen. Zijn we zo fatalistisch geworden of denkt men dat dit weer een droom is die vanzelf wel overwaait? Hoe dan ook, is het for the record toch goed om er even bij stil te staan.
Het is allereerst niet juist om alleen de goede kanten van een beroepsleger te noemen, zoals het uitvoeren van defensietaken en het helpen bij vredesmissies. Er zijn – vooral in landen waar de democratie nog jong en kwetsbaar is, zoals in de Nederlandse Antillen – ook voorbeelden van militairen die hun wapens misbruiken om de macht met geweld naar zich toe te trekken. Onze voormalige rijksgenoten in Suriname weten wat een leger kan aanrichten als de wortels van de democratie nog niet diep in het bewustzijn zijn doorgedrongen.
Wat verontrustend is, is de bewering van de minister dat dit voorstel met name goed is om jongeren van de straat te houden. “Hoe minder werkloze mensen op straat, hoe kleiner de kans op criminaliteit”, zegt hij. Het is echter bekend dat werkloosheid en criminaliteit onder jongeren niet alleen te maken hebben met gebrek aan werk, maar vaak ook met een gebrek aan vorming en sociale vaardigheden in het algemeen. Wil de heer Martha juist een risicogroep bewapenen om defensietaken uit te voeren en als vredesduiven te dienen, om de werkeloosheid te verlagen en zodoende de criminaliteit te bestrijden? Natuurlijk mag een minister een weloverwogen risico nemen als daar dringende redenen voor zijn. Maar hoe dringend is het bewapenen van Antilliaanse jongeren om defensietaken uit te voeren en bij vredesmissies te fungeren? Defensie is een Koninkrijkaangelegenheid en tot nu toe is niet gebleken dat de Koninklijke Marine haar taak niet aankan. Het inzetten van Antilliaanse jongeren bij vredesmissies lijkt een lofwaardig streven, zolang het niet je eigen kinderen zijn die naar verre brandhaarden worden gestuurd. Maar zelfs daar heb je niet alleen beroepsmilitairen voor nodig. Organisaties zoals Artsen zonder Grenzen en het Rode Kruis trekken de hele wereld rond met medemenselijkheid in plaats van wapens.
Het voorstel van de minister biedt misschien toch een lichtpuntje. Het is de bedoeling om jonge militairen tegelijkertijd een brede opleiding en begeleiding te geven. En zo komen we weer uit bij het inmiddels bejaarde voorstel om een echte ontwikkelingsbrigade voor de jeugd op te richten, met nadruk op vorming, scholing, discipline, normen en waarden. Nadat er ruim 20 jaar over gedaan is om de militaristische kantjes van dat plan af te schaven, werd het aangepaste voorstel in het huidige regeerprogramma genoemd. Als de minister dát nou eens zou oppakken.