Door Bernadette Heiligers
In een persbericht naar aanleiding van de troonrede op Prinsjesdag meldt het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat “Nederland nadrukkelijker de regie in handen neemt om samen met de Nederlandse Antillen en Aruba te komen tot een behoorlijk bestuur en vooral een doelmatige rechtshandhaving op de eilanden. Ons land wordt immers geconfronteerd met de negatieve gevolgen van het blijvend zorgelijke niveau en de kwaliteit van de rechtshandhaving (…….)”.
Dit persbericht lijkt eerder politiek geïnspireerd te zijn, dan juridisch gefundeerd en gebaseerd op feiten.
In de Nederlandse Antillen is sprake van een doelmatige rechtshandhaving. De goede kwaliteit van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba is, lokaal én in koninkrijksverband, onomstreden. Politie en justitie fungeren naar behoren, ondanks een chronisch tekort aan middelen en mankracht. Er is de afgelopen jaren enorm hard gewerkt om bestaande problemen op te lossen, zoals het tekort aan cellen (er is een geheel nieuwe gevangenis gebouwd) en het toezicht op ongebruikelijke transacties. Er is een goed functionerend Meldpunt Ongebruikelijke Transacties.
Voor zover bij de rechtshandhaving problemen zijn opgetreden, zijn deze met name het gevolg van de enorme, wereldwijde toename van drugsgerelateerde criminaliteit, waarin Nederland volgens rapporten van de Britse en Amerikaanse criminele inlichtingendiensten een spilfunctie vervult. Nederland kampt in eigen land met precies dezelfde problemen als de Nederlandse Antillen en is kennelijk tot op dit moment evenmin in staat gebleken die effectief op te lossen.
Voor zover Nederland geconfronteerd wordt met de negatieve gevolgen van het “blijvend zorgelijke niveau en de kwaliteit van de rechtshandhaving” in de Nederlandse Antillen, wordt kennelijk gedoeld op het probleem van de zogenaamde bolletjesslikkers. Zowel de voormalige minister van justitie Benk Korthals als de huidige minister van justitie Jan Hein Donner hebben hierover echter eerder verklaard dat zij geen klachten hebben over de inspanningen en medewerking van Antilliaanse autoriteiten bij de bestrijding daarvan. Bovendien zijn er onlangs goede afspraken hieromtrent gemaakt tussen minister Donner en de Antilliaanse minister van justitie Norberto Ribeiro. Het echte probleem vindt overigens zijn oorsprong in Nederland zelf. De vraag naar cocaïne in Europa en met name ook in Nederland is zo groot, nagenoeg oncontroleerbaar en ongeremd dat financieel en sociaal kwetsbare groepen in de Nederlands-Antilliaanse samenleving gemakkelijk kunnen worden overgehaald als “pakezel” naar Nederland te reizen. De bolletjesslikkers zijn dus niet de oorzaak van een probleem voor Nederland, maar eerder het gevolg van een probleem in Nederland.
De feitelijke omvang van het probleem van de bolletjesslikkers valt voorts in het niet ten opzichte van de totale drugsinvoer in Nederland. Uit wetenschappelijk onderzoek (dissertatie E.U.R., “Traquetos, Colombians involved in de cocaine business in the Netherlands”, Damian Zaitch) blijkt dat van de totale invoer van cocaïne in Nederland, een minimaal deel de Nederlandse luchthavens binnenkomt via drugskoeriers. Daarvan is gemiddeld eenderde deel van Antilliaanse origine. De brede aandacht die de Nederlandse politiek en media aan deze drugskoeriers besteden is dan ook buitenproportioneel, met name in vergelijking met de aandacht voor het eigen Nederlandse aandeel in de internationale drugshandel. Het bovenstaande persbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is koren op de molen van dergelijke publicaties.
Het statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden laat niet toe dat één van de drie landen in het Koninkrijk de regie in handen heeft bij het bevorderen van een doelmatige rechtshandhaving in één van de andere landen. De bewuste passage in het persbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is daarom misleidend. De drie partners in het Koninkrijk zijn autonoom. Behalve de zogenaamde “Koninkrijksaangelegenheden” behoren de overige aangelegenheden tot de zorg van de landen zelf. De belangrijkste Koninkrijksaangelegenheden zijn ingevolge artikel 3 lid 1 van het Statuut de Defensie, de Buitenlandse Betrekkingen, het Nederlanderschap en het toezicht op de regelgeving van de landen betreffende de toelating en uitzending van Nederlanders. Doelmatige rechtshandhaving hoort daar niet bij. Wat er in de geest van het Statuut wel moet gebeuren is dat de koninkrijkspartners elkaar op basis van gelijkwaardigheid hulp en bijstand verlenen en dat zij in goed overleg met elkaar constructieve afspraken maken om te komen tot een structurele aanpak van de gesignaleerde vraagstukken. Dergelijke afspraken zijn onlangs gemaakt tussen de Nederlandse en Antilliaanse ministers van justitie.
Bron: Prof. dr. F.B.M. Kunneman.